Steeds vaker werken theatermakers met een ‘eindregisseur’ in plaats van een regisseur. „Soms is het beter als regisseur even weg te blijven.”
Het Nederlandse theaterlandschap bestaat de laatste decennia steeds meer uit ‘makende spelers’: acteurs die zichzelf ook expliciet als theatermaker beschouwen. Bij aanvang van het maakproces hebben ze nog geen script en er zit geen regisseur in de studio klaar die ze vertelt wat er van hen verwacht wordt. Integendeel: ze bedenken hun eigen concept en spelen het materiaal dat ze zelf ontwikkelen.
Bekende hedendaagse voorbeelden daarvan zijn bijvoorbeeld theatermaker Marjolijn van Heemstra, die met persoonlijke solovoorstellingen langs kleine theaters toert, of de jonge muziektheatergezelschappen die onder de vleugels van Orkater opereren. Maar ook een collectief als De Warme Winkel, dat in schouwburgen en op prestigieuze festivals zoals het Holland Festival speelt, bestaat uit theatermakers op de speelvloer.
Met de opkomst van die makende spelers ontstond er ook een nieuw soort vertakking binnen het regisseurschap: een eindregisseur. Maar wat houdt dat eigenlijk in: eindregie? Welke ruimte neemt een eindregisseur en welke juist niet? Is het een ondankbare taak in de marge van een maakproces, of een onmisbare blik van buitenaf?